vrijdag 4 mei 2018

Bevrijdingslied 1945


God heeft mijn volk bevrijd! - Ik tracht nu luid

en licht van hart het oude lied te zingen,

den vaderland was ik getrouw, maar 't stuit

mij in de keel, ik kan mijn stem niet dwingen

tot volle klanken, schoon ik juichen moet ....

Is alles waar? Kwam God mijn land bevrijden

en stelde Hij perk en paal aan 't moordend strijden

en vloeit er nu niet langer schuldloos bloed?

 
Veel dagen zwerf ik rond, mijn borst getooid

met lieve kleuren die niet glanzen mochten,

en aan mijn mast heb ik een vlag ontplooid

die er nu danst in duizenderlei bochten.

Mijn kinderen trekken zingend langs de straat

en zijn op slag hun jonge leed vergeten,

wat vreugd' is hebben zij zoo schaars geweten,

maar weten zij nu wel waarom het gaat?

 
Ik weet het nauwlijks zelf, en tel op tel

valt mij een nieuwe vreugdegolf te binnen:

als wij dan vrij zijn, goed, weet ik dan wel

wat niet meer was en wat weer gaat beginnen?

Treed ik naar buiten -·- nergens dreigt gevaar

dat mij tot 's vijands veilen slaaf kan maken ....

Blijf, God, ook over al mijn broeders waken daarginds,

en voer ons spoedig tot elkaar!
 

Vrij zijn wij nu! Ja, de tiran is heen

die kneehtend. roovend, moordend lange jaren

mijn volk deed lijden, ach, is er wel één

die niets geen leed diep in zich moet bewaren?

Mijn God, dat ik dit uur beleven mag,

schoon duizenden rondom mij zijn gevallen,

ellende deed ook mijn gelaat versmallen,

maar in mijn oogen straalt een nieuwe dag !


Wij zijn weer vrij .... mijn kinderen krijgen brood

dat  niet  gebedeld  is  langs  barre  wegen;   

geen drijft mijn volk weer in den hongersnood,

geen houdt misdadig meer mijn leeftocht tegen;

geen Hunnenstorm breekt nu meer huis en haard

tot puin, noch stuwt het water over velden

waar nieuwe levenskiemen zich reeds melden,

geen rooft 'het vee .... mijn God, houd mij bedaard !
 

Dit weet ik toch, mijn kleine land is groot

en zal als immer glorieus herrijzen;

Gij hebt ons vrij gemaakt van leed en nood

en tirannie .... hoe kan ik dank bewijzen?

Gelouterd door één leed blijven wij één

in vreugde, en waar veel bloed den grond kwam wijden

daar. bouwen wij, gespaard voor nieuwe tijden,

een goede wereld, God, en anders geen!
 

God heeft mijn land bevrijd! Ik loop ontzind

en trillend in mijn merg langs alle straten

en pleinen, waar het volk een dans begint,

en weet niet hoe mijn vreugde vrij te laten ....

En elders komt het schreien mij weer na

wanneer ik bloemen strooi waar helden vielen

als weerloos vee; mijn God, Gij hebt hun zielen,

wij hun gedacht'nis zonder wederga.
 

Zingen en schreien wellen uit één hart,

gelijk de klokken met hun bronzen kelen

eens over 't land dreunden van diepe smart

én dan weer vreugdetolk waren van velen ....

Dat wij toch vrij zijn! Dat Gij den tiran

verjaagd hebt, die mijn land met brute wetten

en wild geweld van wapens bleef bezetten

en wreed was als geen mensch ooit wezen kan!

 
Eens heeft zijn stem in mijn lands ridderzaal

geklonken ; als een vorst en vroede vader

sprak daar, vleiend in lieve vriendentaal

een nieuwe Judas, God, een landverrader.

Nu is hij weg, waarheen? Ik weet het niet,

Gij schonkt den troon weer aan de wijze vrouwe

die met den ouden schepter van Nassouwe

is weergekeerd en weer mijn land gebiedt ....
 

En langzaam komt mijn keelgeluid weerom

omdat wij vrij zijn, niets ons meer kan dwingen:

tamboer, sla nu een roffel uit uw trom,

trompetter, wil weer uw reveille zingen:

Mijn volk, nu op! en wees uw vrijheid waard

en laat mijn wekroep u tot daden sterken -

vergeet uw leed en kom in vreugde werken !

weet: voor een groote taak zijt gij gespaard!

 

HERMAN DIVENDAL

Mei 1945