maandag 15 mei 2017

Ooggetuige: een verhaal uit het laatste oorlogsjaar 1945

door Ed Vermeulen 


Wanneer je net als ik in januari van het oorlogsjaar 1942 geboren bent kun je stellen dat je een ooggetuige was van deze bijzondere tijd: je was er immers bij, maar of je ook werkelijk iets gezien hebt, en zo ja wat dan? Middels mijn bescheiden herinneringen, maar meer nog aan de hand van het oorlogsdagboek van de in ons Baarnse huis verblijvende onderduiker, door mij ’oom Klaas’ genoemd, deel ik met u een aantal momenten waarvan ik meen ooggetuige geweest te zijn en probeer ik een antwoord te vinden op de vraag of ik ook werkelijk iets gezien heb. 

Spoorstraat 2
Vooroorlogse opname van de villa Spoorstraat 2
Foto: Collectie Stichting Groenegraf.nl 
Vanaf 18 januari 1944, ik was net twee jaar, tot februari 1950 woonden mijn moeder en ik in de rond 1880 gebouwde villa Spoorstraat 2. Wij waren na de scheiding van mijn ouders vanuit Den Helder, waar beiden geboren en getogen waren en ik net niet geboren, naar Baarn gekomen. Mijn moeder had in Den Helder een aantal zware bombardementen en beschietingen meegemaakt, waarbij ondermeer huizen in het blok waar zij woonde waren getroffen. De oorlog was in volle hevigheid aan de gang. In de scheidingspapieren werd ik aangeduid als ‘het kind’. Onder deze typerende omschrijving zult u mij in dit verhaal tegenkomen. Mijn min of meer mogelijk redelijk betrouwbare kinderherinneringen beginnen ergens in het voorjaar van 1945. Het kan dus zijn dat een aantal details van mijn verhaal gekleurd zijn door mijn kennis van nu over deze bijzondere periode uit onze geschiedenis.

                             
Wij woonden aan de rechterkant van de villa, onze huiskamer was aan de straatkant, de slaapkamers boven, ook rechts. Het huis werd in tweeën gedeeld door een lange van voor naar achter lopende gang. In deze gang een witmarmeren vloer, de wanden en het plafond royaal voorzien van prachtig stucwerk. De grote keuken met de toenmalige leveranciersingang bevond zich achter onze huiskamer.

De gang, veel marmer en prachtig stucwerk.                         Vooraanzicht villa, onze huiskamer was rechts.
Foto's: Ed Vermeulen

Een kelder onder het huis en boven een grote zolder met een aantal kamers, waaronder een badkamer en een dienstbodevertrek met bedstee. Achter het huis was een grote en avontuurlijk ogende, voor het merendeel ommuurde, tuin. Fruitbomen en bessenstruiken en in het midden een reusachtige conifeer. Voor uw beeldvorming: de tuin liep en loopt door tot achter het pand Laanstraat 85 waar vroeger Drogisterij van Crimpen was gevestigd, nu Damesmodehuis Witteveen, en aan Leestraatzijde tot aan de tuin van het reeds lang gesloopte pand Leestraat 18, waar in andere tijden de familie Parmentier woonde. Nu de uitgang van het parkeerterrein van Supermarkt Jumbo Den Blanken. Hoe klein ik ook was, ik voelde mij heel bijzonder in dit voorname huis. Wanneer men mij vroeg hoe ik heette en waar ik woonde zei ik in mijn eerste kindergebrabbel ’Eddymeulenpottatee’ , hetgeen zoveel betekende als ’Eddy Vermeulen, Spoorstraat 2’. Sommigen meenden hieruit op te kunnen maken dat ik van voorname huize was,  maar niets is echter wat het lijkt te zijn. Mijn moeder en ik waren niet alleen in dit fraaie ’stadspaleis’. Aan de linkerkant van de villa, voor mij aan de overkant van de gang, hield, om in de taal van de tijd te spreken, de heer Ritzema, een vriendelijke heer van middelbare leeftijd, kantoor. Bovendien verbleef op zolder ’oom Klaas’, een onderduiker! Een woord waarvan de betekenis toen geheel en al aan mij voorbij ging. Wie hij was, hoe hij echt heette en waar hij vandaan kwam wist ik niet en dat was misschien maar beter ook. Zo is het opgenomen en vastgelegd in mijn herinnering.

Kennis van nu
Een aantal jaren geleden besloot ik een poging te wagen om de geschiedenis van Spoorstraat 2 in verhaalvorm vast te leggen: beginnend met een zoektocht naar de feiten rond mijn directe oorlogsherinneringen. Tijdens dit proces kwam ik er achter dat de hierboven genoemde heer H.P. (Hendrik Pieter) Ritzema en zijn echtgenote, mevrouw Mathilda E.M Ritzema - Hundling en hun drie kinderen, dochter Antina (Tineke) en zoons Ibeling en Hendrik (Henk), geboren in resp. 1919, 1923 en 1925 te Amsterdam, Weltevreden en Batavia, Nederlands Indië, zich al sinds oktober 1933, vanuit Semarang, de aan de Javazee gelegen havenplaats op de Noordkust van midden Java, op het adres Spoorstraat 2 hadden gevestigd en van hieruit zijn beroep van accountant en belastingconsulent uitoefende. Mevrouw Ritzema was de zomer van 1941, op negenenveertig jarige leeftijd, overleden.


Achtertuin, jaren dertig vorige eeuw. Echtpaar Ritzema Sr., links Ibeling (de onderduiker),
vooraan Tineke, boven achter Henk. Overigen N.N. Op achtergrond bebouwing Laanstraat.
Foto: Collectie Familie Ritzema

Een aantal jaren na de oorlog, ik was inmiddels een jaar of acht, vertelde mijn moeder mij dat de onderduiker die door mij ’oom Klaas’ genoemd werd en Ibeling Ritzema één en dezelfde persoon waren! Vele tientallen jaren later, in de herfst van 2013, kwam ik in contact met de dochter van ’oom Klaas’ . Zij beantwoordde niet alleen al mijn vragen die betrekking hadden op haar vader maar vertelde mij ook dat de familie in het bezit was van een door hem met potlood geschreven dagboek. Hierin had hij zijn bevindingen van de laatste oorlogsjaren vastgelegd. Aan het eind van ons gesprek volgde het bijzondere en door mij uiteraard zeer gewaardeerde aanbod om dit dagboek te mogen lezen. Een aanbod dat ik, zoals zich laat raden, met twee handen heb aangegrepen. Zo kwam ik er achter dat zus Tineke tijdens de oorlogsjaren haar veerkracht en sterke karakter toonde bij het ondernemen van voedseltochten en dat jongere broer Henk op 12 juli 1942 met zijn schoolvriend van Het Baarnsch Lyceum, de  eveneens in Baarn wonende joodse Richard Barmé via België en Frankrijk naar Zwitserland was ontkomen. Een dramatisch verhaal voor altijd vastgelegd in het door auteur Eddy de Roever geschreven boek ’Richard Barmé’.

Bijzondere verhalen, waard om altijd weer opnieuw verteld en niet vergeten te worden. In het verhaal ’Ooggetuige’ zal echter de nadruk op onderduiker Ibeling Ritzema alias ’oom Klaas’ liggen.

Ibeling Ritzema alias oom Klaas
(Coll. Familie Ritzema) 

Dagboek van de onderduiker
Het dagboek, een klein boekje duidelijk aangetast door de tand des tijds, bevat een tweehonderdtal dicht beschreven bladzijden, begint op 5 mei 1943 en eindigt op 10 mei 1945. De eerste zin luidt: ‘Mijn merkwaardige belevenissen sinds den 5e mei 1943’. Aansluitend verwijst de schrijver naar het dagboek van zijn vriend, medestudent Indisch recht en medeonderduiker Fauke Mobach uit Soest. Of dit dagboek nog bestaat is mij niet bekend.

Studiepas Fauke Mobach
(Coll. Gerard de Jong)


De Baarnse onderduikperiode was voorafgegaan door een onderduikperiode van bijna een jaar in de in 1913 gebouwde Mobach aardewerkfabriek in Utrecht. Mogelijk heeft dit te maken gehad met hun weigering de zogenaamde loyaliteitsverklaring voor studenten te ondertekenen. In zijn dagboek doet ’oom Klaas’ gedetailleerd verslag van ondermeer het vertrek naar Duitsland, verblijf in het Fremdenlager te Borsigwalde, het werk bij ‘de Mauser’, de terugreis naar Nederland, de onderduikperiode, de winter van 1944-45 met de voedseltochten en de aanloop naar de langverwachte bevrijding, met naast het grote oorlogsnieuws ook veel kleiner Baarns nieuws over de situatie van alledag. Maar bovenal wordt de onderduiker zichtbaar, zelfs bijna tastbaar en als klap op de vuurpijl worden een aantal van mijn kinderherinneringen bevestigd. Ook kom ik naast uiteraard de hoofdrolspelers veel, zelfs voor mij, bekende en vertrouwde Baarnse namen van toen tegen, zoals Guus Bremmer, Herman Egberts, Van Wijk, Blaauwendraat, Voskuyl, Vink, Joop Schouten, Ruitenbeek e.a., waarbij het bijzonder is te vermelden dat de twee laatstgenoemden respectievelijk onze eerste melk- en groenteboer in Baarn waren. Maar ook buren en bijna buren uit  Spoor - en Laanstraat zoals: Vredendaal, Benning, Suydendorp, De Lange, Van Herwaarden, Koops en Hauber. In mijn verhaal herinneringen aan onder meer deze namen, getoetst aan fragmenten relevante tekst uit het dagboek van ’oom Klaas’ . Een reis door het verleden!

Het door de tand des tijds gehavende dagboek
Foto: Ed Vermeulen
Donderdag 19 april 1945
’s Middags help ik De Lange met zijn boom kapot zagen. Er is afgekondigd dat alle vergunningen om na zessen op straat te komen zijn ingetrokken. Om negen uur ’s avonds breng ik het nieuws naar onze buurman De Lange heel voorzichtig lopend achter de bomen. Er komt wel een mof langs fietsen maar hij ziet me niet.  Daarna gaan we op het dak met Koops en het echtpaar Suydendorp. In de richting Amersfoort kan je de rook van een brand zien. Ook kon je duidelijk zien dat de polders onder water staan. 

 Zaterdag 21 april 1945 
’s Avonds vertelt Tineke dat we om zes uur binnen moeten zijn. Ik zat dan net op het dak met de meisjes van Hauber, Koops en Kleisen.

Donderdag 3 mei 1945 
Duitsers gecapituleerd? Fauke vindt het nu bar optimistisch met mijn mening dat de Duitsers al gecapituleerd hebben maar dat het nog niet bekend gemaakt is. Buurman Vredendaal denkt er net zo over als de anderen. Het is dan bar druk op straat. En ik denk dan wel bij mezelf: ’Het lijkt wel vrede’.Tineke komt boven en doet het raam open en vraagt aan Han Benning wat er is. ’We zijn vrij vanaf morgen acht uur’ Nog gauw de straat op. Op straat liepen de buren en die vertelden het ook aan elkaar. Toen gingen we naar Suydendorp om bevestiging. Die was aan het luisteren en ving het om tien uur in ’t Duits op’.

Twee pagina's uit het dagboek van de onderduiker
Foto: Ed Vermeulen

Dat Ibeling Ritzema opnieuw moest onderduiken had te maken met het feit dat hij samen met zijn vriend Fauke Mobach en meerdere Baarnaars waaronder de eerder genoemde Van Wijk en Blaauwendraat zich in september 1943 na vier maanden tewerkstelling in het kader van de Arbeitseinsatz, door en voor de bezetter, in de Mauser wapenfabriek in de buurt van Berlijn aan deze dienst had onttrokken.

Naar Duitsland
Donderdag 6 mei 1943, Baarn 
Koffers pakken. ’s Morgens voorzichtig op straat. Er worden weer razzia’s gehouden. Paul, Herman Egtberts, Gijs, Jan, Hans Snijders, Miep luisteren de boel op. We worden wat zenuwachtig. Eten bruine bonen met lekker vlees. Met Pappie naar het kerkhof. Om 02.35 uur naar het station. Toppunt van  optimisme: nu een retour naar Utrecht. Treffen bekende collega’s in de trein: Luypen, Prier enz., Isings meldt zich niet. Politie en Duitsers patrouilleren. Het standrecht heerst nog steeds. In Utrecht worden we gewaarschuwd door een agent voor samenscholingen: het standrecht. De spanning stijgt. Zie Pappie en Tineke nog. ’Hou je taai jongens, Nederland zal herrijzen’. Zie veel bekenden: Van Wijk, de Voogd, Van Boeyen, Hupkes, Bronsing enz. Geef briefkaart aan de wacht mee, die zegt dat we linea recta naar Duitsland gaan. We zijn met ons zessen: Aard, Fauke, Van Wijk, Piet, De Smit, Arie Kuhlmeier en ik. Later nog een Duitse S.S man.

Vrijdag 7 mei 1943, Ommen
Controle zeer scherp. Nederlandse en Duitse SS met geweren in aanslag en handgranaten gereed. Koplampen belichten de trein. Uit de trein en in het gelid staan. De hoofdman houdt een toespraak: ’Ik begrijp, dat u hier met gemengde gevoelens gekomen bent, heren’ en eindigde met de historische woorden ’Laat dat zijn’. Daarna naar de barak in het kamp, dat later de lieflijke naam Erica bleek te dragen. Er waren nog enkele strafgevangenen. Overdag buiten en administreren. Goedgekeurd voor ’Vollschwere Arbeit’

Zaterdag 8 mei 1943, Ommen
Ontmoet verschillende bekenden als Tunteler, Zandie e.a. ‘s Middags om twee uur aantreden en de 1e 1000 man naar de eetgelegenheid. We worden toegezongen door de achterblijvers: ’Oude taaie en Io Vivat’. ’Wenn Sie glauben demonstrieren zu können, sollen wir andere Massnahmen treffen’. Geregistreerd en bij groepen van 100 gezet. Wij gaan naar Potsdam. Zijn soms wat somber.’We gaan naar Katyn en zullen Nederland nooit weerzien’.

Woensdag 12 mei 1943, Staaken, Duitsland
We zullen op distributiekantoren komen. We worden al uitgezocht. Om 8 uur gaan Fauke en ik weg naar de Mauser. Ook hier geldt hetzelfde als voor elk vorig afscheid: ’Partir, c’est un peu mourir’ en ’Scheiden tut leiden. Abschied bringt Weh’.

Mauser-Borsigwalde pas van Fauke Mobach  (Coll. Gerard de Jong)

Locaties Mauserfabrieken in de
 Tweede Wereldoorlog    

Donderdag 13 mei 1943, Borsigwalde, nabij Berlijn
Arriveren om één uur op de Mauser. Heb een rot indruk. Onderweg op een van de stations een gesprek met een Hollander, die aan het Oostfront was geweest. Was hij krankzinnig? Krijgen koolraapsoep van een Hollandse kok en hebben dus weer twee maal gegeten. Het grapje dat we bij het wisselen van elk kamp hebben uitgehaald. Om half zes opstaan en naar de fabriek. Moeten een verklaring tekenen, dat we niet zullen saboteren. Er is ons geen werk opgelegd. We tekenen niet. Er wordt gedreigd met de Gestapo. We staan in verbinding met het Zweedse consulaat. 

Pas Fauke Mobach, afgegeven door Zweedse Consulaat  (Coll. Gerard de Jong)


Vrijdag 14 mei 1943
Het eerste luchtalarm. Er wordt flink geschoten. Door de oververmoeidheid slapen we echter spoedig weer in. We krijgen enigszins een indruk van de fabriek. Het lijkt niet bepaald lollig. De toestanden in ’t kamp slecht. Eén kraan voor 170 man (studenten), geen WC.

Zaterdag 5 juni 1943
We moeten nu werken bij transport: ijzeren staven helpen uitladen. Beestenwerk en ongelooflijk zwaar.

Woensdag 28 juli 1943
Verslapen ons ’s morgens. Worden om half zes wakker. In de gang staan pakketten en liggen brieven, die later door Bertus Geleijsteen, op doorreis naar Warschau, gebracht blijken te zijn. Op de fabriek een half uur luchtalarm ’s morgens.

Donderdag 29 juli 1943
In Italië lijkt alles rustig te zijn. Voor de 4e achtereenvolgende maal luchtalarm. Laat een wagen met kisten omvallen en krijg van Jankke op mijn kop. Verder alles wel en geen bijzonders 

Vrijdag 30 juli 1943
’s Morgens van 1 tot half 2 luchtalarm. Op de fabriek om kwart voor tien stipt op tijd weer vooralarm. ’s Morgens vertelt een Fransman me op de fabriek, dat Mussolini zelfmoord heeft gepleegd. Blijkt niet waar te zijn.

Zaterdag 31 juli 1943
Verslapen ons ’s morgens weer. Raak in de loop van de dag in een zeldzaam ongezellige stemming. Was mijn ’Arbeitsanzug’ die erg ’schmutzig’ is. Vergeet zelfs voor een ogenblik spreuken ’Es geht alles vorüber’ en ’Vermombak optimist’
Raak door het overlezen van mijn post van deze week in een betere stemming. Het is hier echter een rotzooi en hoop gauw weer in ons gezegend Nederland terug te keren. Hoera!!!

Maandag 2 augustus 1943
Een bewogen dag. Hoor ‘s morgens dat alle vrouwen en kinderen uit Berlijn moeten, voor zover zij niet in de oorlogsindustrie werkzaam zijn. Van de Hollandse verlofgangers komt een derde niet terug. Op ‘t postkantoor is ’t steenvol. Hoor ‘s avonds van Frau Thon dat: indien niet voor 3 augustus gecapituleerd wordt, Berlijn wordt platgegooid. De radio zegt er om 8 uur niets van. De mensen zijn wel zenuwachtig en er lopen allerlei geruchten. Ben benieuwd wat de komende week brengen zal.

Zondag 8 augustus 1943
Wandelen met Blaauwendraat en Van Wijk. Hebben dezelfde gesprekken als indertijd voor het tekenen en veel lol. Bomen ’s avonds zwaar.

Dinsdag 24 augustus 1943
Het blijkt een serieuze aanval te zijn. Eerst om 03.00 uur komt het signaal ’Alles veilig’. Het luchtafweer was zeer hevig. Tegen de lucht zien wij grote branden.
Het gesprek van de dag was het bombardement. ’s Avonds een pakket met een wekker en een krentencake. Er blijken zestig vliegtuigen neergeschoten te zijn. Om half twaalf weer luchtalarm en er wordt op het ogenblik hevig geschoten.

In deze heftige periode vatten de Baarnaars het plan op om zich aan de Arbeitseinsatz te onttrekken, de boel de boel te laten en vanuit hun verblijfplaats in het Fremdenlager te Borsigwalde terug te gaan naar Baarn. Een uiteraard uiterst risicovolle onderneming. De groep zette echter door. Op 8 september was het zover. De terugreis per trein begon.

De terugreis
Woensdag 8 september 1943
Vier maanden geleden gingen we op transport naar Duitsland en op deze dag keerden we terug. Om 5 uur werden we wakker en besloten we maar te gaan.
We stapten in op het Lehrter Bahnhof. We passeerden verschillende stations Rathenau, Stendal, Lehrte. Terwijl we Berlijn uitrijden kunnen we door het regengordijn de puinhopen onderscheiden. Zoveel verwoestingen als hier heb ik nergens gezien. Om half elf in Hannover. Geslapen in de wachtkamer van het station.

Donderdag 9 september 1943
Tegenover ons zitten twee Duitse officieren. Ze zeggen: ’Haben Sie es gehört? Italien hat bedingungslos kapituliert’. ’Die Hunde, Mensch, die Hunde, Mensch!
Ik gaf echter maar geen asem. Zo brachten wij de nacht door. 04.31 via Hamelen naar Löhne. In Osnabrück zagen we sperballons. Aankomst Rheine 11 uur. Stappen in de trein. Er loopt een politieagent door de trein: Ausweis!
Geef onbewogen mijn (Zweedse) pas af. Hij zocht naar het stempel , maar vond het niet.  

Aankomst Baarn
Vrijdag 10 september 1943
Negen uur wakker. Opstaan, wassen, eten. We vertrekken weer om ca. 10 uur.
Half één in Hardenberg. Gaan met een extra boemeltrein van Zwolle naar Amersfoort. Reis zonder emoties. Er stapt een Duitser in met een juffrouw, maar het schijnt een goede te zijn. Aankomst Amersfoort 06.00. Bellen om 07.00 op. Wie is aan de telefoon? Broertje!!! Naar station. Trein vertrekt 08.53. Aankomst Baarn 09.06. Thuis!  
                     
Het kind: herinneringen
18 Januari 1944. De dag dat mijn moeder en ik officieel inwoners van de gemeente Baarn werden. Precies een week na mijn tweede verjaardag!

November 1943, bijna twee jaar!             De Dam, Amsterdam, samen
                                                                      met mijn moeder, augustus 1944
Foto's: Collectie Ed Vermeulen

Vanaf deze dag liepen de levens van de onderduiker en mijzelf min of meer parallel en ging hij als ’oom Klaas’, een rol in mijn jonge leven spelen. Of is het andersom en ben ik in zijn leven terecht gekomen? Tijdens het lezen van het dagboek werd het mij tussen de regels door duidelijk dat er ondanks het aanzienlijke verschil in leeftijd een band was ontstaan tussen de onderduiker en het kind. Tegelijkertijd verliep de verhouding tussen mijn moeder, in het dagboek consequent ’mevrouw’ genoemd, en ’oom Klaas’ lang niet altijd even vlekkeloos en zeker niet zonder spanningen. Op 30 oktober 1944 leidde dit tot een hoogoplopend meningsverschil over de verdeling van het hout van een omgehakte boom in de tuin. Daarnaast lag ongetwijfeld hun beider nogal afwijkende kijk op de oorlogsomstandigheden in het algemeen en de verhouding tot de bezetter in het bijzonder hieraan ten grondslag. In het dagboek vastgelegd als volgt: ‘De beuk is ondersteboven. De afspraak was 5 vaam voor ons. Het grootste gedeelte was echter al weggesleept. Eddy mocht alreeds de keuken hedenavond niet betreden toen ik mij daar alleen bevond’.

We maken een stap naar september 1944. Over de dag die de geschiedenisboeken in zou gaan als  ’Dolle Dinsdag’ het volgende:

Dinsdag 5 september 1944 
Gisteren werd nog verteld dat in Breda gevochten werd. De nacht was rustig. Veel autoverkeer en zo nu en dan een bom. Op de Amsterdamse straatweg zijn spijkers gestrooid met als gevolg naar men zegt veel lekke banden. Prof. Van Hamel is gearresteerd om een wissewasje. Verder barst het van geruchten die meestal lopen over plaatsen en steden, die gevallen zouden zijn, meer deze zijn zeer verwarrend en onderling met elkaar in tegenspraak en soms onzinnig. Bijv. 300.000 man rukken op naar Utrecht. Het Handelsblad arriveerde om 5.15, dus om 3 uur was Amsterdam nog niet gevallen. De Telegraaf kwam niet. Het reizigersvervoer per spoor vindt nog plaats maar onregelmatig. De moffen halen alles nog zo veel mogelijk weg. Alle Duitsers, burgers en N.S.B ’ers vertrekken o.a. naar Lunteren. De Duitsers schieten op samenscholingen, naar vernomen wordt bij het Station, de Oranjeboom en Groeneveld. Enkele verwondingen in de benen. De lui worden netjes op hun oude dag en schijnen slechts schrik hebben willen aanjagen. Ruitenbeek verrast me en Gijs zie ik ook nog even. Voor de rest alles O.K en in afwachting wat de nacht en de dag van morgen brengen zal.

In het dagboek veel aandacht ook voor de grote aantallen overvliegende vliegtuigen en voortdurende beschietingen en bombardementen:

Zaterdag 4 november 1944
Mooi weer en veel vliegtuigen waarvan ik er 10 zie. Ook wordt verschillende keren in de buurt heftig door het luchtafweergeschut geschoten en naar ik meen door vliegtuigen gemitrailleerd. ‘s Avonds komt er van 6.45 tot 7.15 een grote macht bommenwerpers over. Zit bij de fietslamp tot 10 uur te lezen. Als ik wil omslaan moet ik stoppen. Er wordt verteld dat de Engelsen bij Den Helder geland zijn. 

Woensdag 8 november 1944
Vrij goed weer en veel vliegtuigen. Om half 4 zie ik vier vliegtuigen uit het oosten komen en hoor ze draaien. Plotseling sterk motorgeronk en daar zag ik er één heel laag in duikvlucht. Tegelijkertijd valt er een bom en even later nog twee. De vliegtuigen verdween toen in oostelijke richting. Later bleken er kettingbommen uitgegooid te zijn, die terecht kwamen in de Da Costalaan, Vondellaan en twee op de rails en bij het buurtstation. Op de Da Costalaan vijf huizen beschadigd. De hele dag hoorden we vliegen en ook bombarderen. Zaterdag heeft de fabriek van Jongerius te Utrecht 12 voltreffers gekregen. Ben daarnaast 11 maanden ondergedoken geweest. Mobach vertelt dat bij de spoorwegovergang twee locomotieven op elkaar gelopen zijn. Tineke verovert een pond boter en 6 eieren.

Vrijdag 10 november 1944
Gisteren zijn in Soest weer grote razzia’s geweest. Alle mensen kregen een briefje in de bus dat alle mannen van 17 tot 50 zich moesten melden. Negen die probeerden te ontvluchten werden neergeschoten.

Zaterdag 11 november 1944
Mobach Sr. was bij de laatste razzia’s in Soest gepakt, maar wist te ontsnappen. De eerste poging faalde. Er werd op hem geschoten en een kogel vloog een handbreedte over zijn hoofd wat hij mooi kon controleren, omdat hij net tegen een schuurtje stond en de kogel boven hem insloeg. 

Dinsdag 14 november 1944
Beestenweer en koud. Vandaag was controle op persoonsbewijzen, waarschijnlijk met oog op opsporing ontsnapte Rotterdammers. Het is toch een nare tijd als je het zo opsomt: geen gas, geen electriciteit, geen treinen, post erg vertraagd, eten zeer weinig op de bonnen, waar toch heel wat mensen van leven: geen boter en suiker, 1kg. aardappelen, 1200 gr. brood (1 ½ brood), i.p.v. stroop of jam gestampte muisjes, een schijntje overigens. En toch leven we, we gaan om half negen naar bed en staan om 7.15 in het donker op.

Zaterdag 25 november 1944
Om half één ben ik in de keuken bezig en hoor ik vliegtuiggeronk en door de laaghangende wolken zie ik vliegtuigen schieten. Even later hoor je de bommen. Het zijn ongeveer 20 vliegtuigen , die in de buurt van Laren bezig zijn. Als ze opduiken draaien ze net boven Baarn om opnieuw aan te vallen. Als dat afgelopen is komt Pappie met het nieuws thuis dat Straatsburg gevallen is en de Rijnbrug aldaar onbeschadigd in geallieerde handen gevallen is. Als we aan het eten zijn weer vliegtuigen en ditmaal is het vlakbij. Vliegtuigen schieten laag voor langs ons huis terwijl ze vuren. De vuurstralen schieten er voor uit en er achter zie je de rook. Ik heb er geen benul van hoeveel het er zijn maar schat een stuk of tien. Er vallen ook bommen. Ze schieten op de spoorbaan, dat is zelfs van hier gemakkelijk te raden. Later blijkt een trein bij de Vondellaan beschoten te zijn waarschijnlijk vol met tanks en auto’s. De locomotief is radicaal kapot (ik zag na een bominslag een stuk in de lucht vliegen), 3 Duitsers gedood, 6 zwaar en 20 lichtgewond. 

Gebombardeerde locomotief bij overweg Torenlaan (Coll. Groenegraf.nl)
             
Heel veel ruiten kapot ook bij onze buren De Lange en Benning en in ons toekomstige huis (op de Nicolaas Beetslaan). Paul laat ons ’s middags een huls van een 2 cm granaat zien, gemaakt in 1944. De aanval op de trein is m.i. kennelijk spionagewerk, want het zicht was erg slecht. 

Centrale keuken en voedseltochten
De Centrale Keuken van Baarn was gevestigd in de Gasfabiek aan het eind van de Gaslaan. Ook was er een uitgiftepunt in het Nutsgebouw aan de Burgemeester Penstraat. Hier werd tegen inlevering van bonnen op bepaalde tijden voedsel verstrekt. Mijn moeder heeft hier eigenlijk nooit over gesproken; toch weet ik bijna zeker dat ook zij hiervan gebruik gemaakt heeft. In het dagboek wordt uitgebreid aandacht geschonken aan zowel Centrale Keuken alsmede aan de voedseltochten.


Kinderen bij Centrale Keuken  (Coll. Hist. Kring Baerne)

Kok Centrale Keuken Baarn, voor hem geen geen Michelinster
(Coll. Hist. Kring Baerne)

Dagboek: 
Vrijdag 26 januari 1945
Thuisfront. Dit biedt het beroerdste beeld. Honger en kou voor velen. Mensen uit Rotterdam trekken lopende met een handkar naar Friesland om daar onderdak te krijgen en natuurlijk eten. Ook bij ons wordt er dan aan de deur herhaaldelijk om brood gevraagd. De prijzen zijn krankzinnig. De rantsoenen zijn laag. Vlees komt er niet meer, alleen zwart. Tot overmaat van ramp hebben de Duitsers afgekondigd dat niemand over de IJssel mag, dus daar kan ook geen eten gehaald worden. Ze schijnen ons met alle geweld dood te willen hongeren.
Verder voortdurend razzia’s.

Vrijdag 9 februari 1945
Eten op de bonnen wordt hoe langer hoe beroerder. Voor het eerst na twee maanden eten we weer bij de Centrale Keuken en de kwaliteit viel me wel tegen. Van de 5 maal deze week drie erwtensoep van erwtenmeel: absoluut smakeloos. 
Tineke is dinsdag naar Groningen gegaan voor eten. Heen gedeeltelijk met de auto en terug fietsen. De IJssel mag je met een vergunning over. We kregen vier verschillende pakjes uit Groningen o.a. 3 roggebroden, helaas allen beschimmeld. De schimmel is er echter afgehaald. Verder nog zout, bruine bonen. Tot slot de vermelding dat een briefkaart  hier in Baarn op 25 december gepost op 3 februari in Bilthoven aankwam. 

Dinsdag 20 februari 1945
Binnenkort wordt de toestand niet veel beter. Er is 3700 ton levensmiddelen aangekomen voor het Westen  van het Zweedse Rode Kruis. Het is wel nodig maar een druppel op een gloeiende plaat. In Amsterdam moet het sterftecijfer van 120 per week in normale tijden tot 280 gestegen zijn. In de Jodenbuurt worden de leegstaande huizen afgebroken voor brandstof. Doodkisten zijn niet meer te krijgen. Je  kan wel doorgaan op deze manier. Toen Tineke naar Groningen was hebben wij van de Centrale Keuken gegeten voor 1 week: 4x snert van erwtenmeel, 2x een heel dunne tomatensoep en 1 maal vrij goede stamppot. Toen Tineke terugkwam uit Groningen zei ze: ’Nu ik in Groningen geweest ben weet ik pas hoe slecht wij het hebben’  waarop ik zei ’Nu wij een week van de Centrale Keuken gegeten hebben weet ik pas hoe goed wij het hebben.’ Haar tocht had veel succes: veel erwten, veel tarwe, rogge, ca. 2 pond spek, 3 worstjes, ca. 2 liter olie, 1 blikje melk, 1 pond boter, 2 konijnen, wat lucifers, wat losse bonnen en nog wat. Ze had een bewogen reis gehad, Van  Groningen naar Zwolle met de trein en verder met de fiets in twee keer. 

Het kind: 
Mijn moeder was voor eten, naast de met een zekere regelmaat afgelegde tochtjes naar Hoogland en Eemnes, aangewezen op de haar bekende adressen in de kop van Noord Holland o.a. Anna Paulowna, waar haar ex-schoonouders na hun gedwongen vertrek uit Den Helder onderdak hadden gevonden.

Opa en oma Vermeulen op hun evacuatieadres in Anna Paulowna, 1942  (Coll. Ed Vermeulen)

Haar tochten verliepen als volgt: op de fiets naar Anna Paulowna met mij in een grote houten fietsmand, dik ingepakt in een deken, achterop. Aansluitend ging zij terug naar Baarn met een volle fietsmand met eten. Ik bleef bij opa en oma, waarna zij mij enkele dagen later weer op kwam halen en wij weer samen terug gingen, de mand rondom mij volgestampt met allerlei eetbare waar. Ze moet een ijzeren wil en doorzettingsvermogen gehad hebben. Evenals zij zelf heeft ook haar ijzersterke fiets van vooroorlogse kwaliteit de oorlog ruimschoots overleefd. Andere tijden! Later vertelde zij over haar angst om onderweg aangehouden te worden. Volgens haar vormden Wehrmacht soldaten geen of nauwelijks een probleem, maar was het grootste gevaar te verwachten van de zogenaamde Landwachters, Nederlandse NSB figuren van twijfelachtig allooi. Ook vertelde zij aan iedereen die het maar horen wilde dat ik onderweg mijn deken uit de fietsmand op de weg had gegooid, een daad die uiteraard niet onder verzetswerk te rangschikken viel!
 
Bronzen beeld 'Vrouw op voedseltocht', gemaakt door Tineke Bot.
Locatie: Prinsentuin, Leeuwarden. (Foto:  Afke Zijlstra)  

Zolder, kelder en tuin staan centraal in mijn in bescheiden aantal en misschien wel enige echte oorlogsherinneringen. Hierin zijn de zolder en ’oom Klaas’ onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hier was immers zijn schuilplaats, een  ruimte achter een zolderwand, in de kamer rechts voor. Deze plek werd door hem gebruikt om zich te verbergen bij eventuele invallen en huiszoekingen:

Zaterdag 21 april, 1945 
Om 11 uur sta ik weer eens op het dak te kijken. Daar komt mevrouw naar boven: ’Feldgendarmerie op zoek naar illegale personen’. Nu duik ik in mijn schuilplaats  wat met nogal veel strubbelingen gepaard gaat o.a. vergeet ik mijn jas uit te trekken waardoor ik niet in mijn nauwe schuilplaats kan komen, die ik bovendien niet klaarspeel te sluiten. Enfin, het zaakje loopt goed af. Ze zijn met hun tweeën en zoeken naar iemand die clandestien auto’s verhandelt.
                     
Ooit de kamer van de onderduiker! Nu kantoor.
Foto: Ed Vermeulen

Het kind: vliegtuigen, tuin en kelder
De zolder was ook de plek waar mijn moeder en ik keken naar de overvliegende vliegtuigen. Zij vertelde mij dat deze onderweg waren naar de grote steden in het westen om daar voedseldroppings uit te voeren bestemd voor de hongerende bevolking. Een toch wel duidelijke uitleg waarvan ik toen waarschijnlijke niet veel begreep.

Vanuit het zolderraam keken we                                                           Vliegtuigen... op weg waarheen?        
naar de vliegtuigen                                                                                        Foto: internet            
Foto: Stichting Groenegraf.nl                                                                                                                              

Mijn lievelingsplek buiten was de ruimte onder de onderste takken van de enorme conifeer in de achtertuin. De takken vormden een soort dak, waaronder je prachtig kon spelen, beschut tegen de zon op hete dagen, maar ook een plek waar het lang duurde voordat je bij heftige regenbuien nat werd. Een vertrouwde plek! Herinnering: ik speel in de tuin. Plotseling staat mijn moeder naast me, tilt me op en rent met mij in haar armen naar binnen. We gaan de kelder in. Daar is het behoorlijk donker. Ik zie soldaten, met helmen en geweren. Het zijn er wel tien! Hoe lang we er gezeten hebben en waarom, geen idee.

Kelder Spoorstraat 2, een veilig onderkomen
Foto: Ed Vermeulen

Een beeld dat ik sinds die dag met mij meedraag: een kelder vol Duitse soldaten.
Ook de onderduiker heeft deze gebeurtenis vastgelegd in zijn dagboek:

De onderduiker: vliegtuigen, tuin en kelder
Woensdag 25 april 1945 ‘s avonds 20 uur
’We hebben zojuist een klein artilleriebombardement achter de rug. 
’s Morgens word ik nog gewaarschuwd me niet op het dak te begeven, daar ik dan wel eens gearresteerd kon worden. ’s Middags ga ik met mijn vader naar de Eikenbosweg wandelen om naar het front te kijken. Dat kun je duidelijk zien, dat wil zeggen je hoort schieten  en ziet zo nu en dan een rookwolk, dan zal er wel een huis geraakt zijn. Verder is er niet veel. Ook over Baarn gieren zo nu en dan de granaten. We zaten weer in de tuin te genieten van het zomerweer.    

Zomerse dag in de tuin, bij de boom. Staand v.l.n.r. Familie, Ritzema Sr., Henk, Ibeling.
Zittend mevr. Ritzema, Familie, vooraan Tineke.
Foto: Collectie Familie Ritzema  
Zo nu en dan vlogen er een paar granaten over, die verderop  ontploften. Plotseling kwamen wij tot de ontdekking dat, dit in Baarn was… later kwamen ze snel dichterbij. Ik was toevallig net op zolder toen er een granaat insloeg achter het postkantoor, naar mij later duidelijk werd bleek het iets verderop te zijn en wel het huis van Scheppers op de hoek van de Eemnesserweg -Teding van Berkhoutstraat. Later ging ik nog eens naar boven om de ramen te openen. Ik was er net mee bezig in de voorkamer toen er een granaat aankwam. Ik nam een sprong naar de binnenmuur en liet me languit op de grond vallen en wachtte tot de granaat ontploft was. Wij gingen de kelder in en ik trof daar twee Duitsers, die kwamen schuilen. Ze kankerden erger dan de grootste antiman. De beide moffen waren erg zenuwachtig; de één praatte aan één stuk door, terwijl de ander alleen zo nu en dan verkondigde: ’Es ist ja alles Schweinerei’. De één kwam uit Aken en de andere uit Baden-Baden. Het waren beste kerels.  Tineke repareerde één zijn broek nog en zal wel als collaborateur vervolgd worden. Toen het afgelopen was zagen we dat vlak achter ons op ca. 25 meter een granaat in een garage geslagen was. We aten toen ons witbrood nog op (wij aten iedere avond ons halve Rode Kruis broodje) en gingen toen naar bed. Voor alle zekerheid hield ik mijn kleren aan. Heb echter toch best geslapen. 

Donderdag 26 april 1945
’s Morgens gingen we naar Eemnes (Tineke, mevr. De Lange en ik) waar we ieder twee kg. spinazie kregen. Voor de rest was de dag gewijd aan het bombardement. Er zijn vier doden (Scheppers, mevr. Gielen, een dochter van Fernhout en één evacué). Verder verschillende gewonden in de Laanstraat, Heemstralaan, Eemnesserweg, Zandvoortweg, Ferdinand Huycklaan en in enige andere straten zijn wat huizen kapot en verder veel glasschade.


Schade in de Laanstraat na beschieting 25 april 1945 (Coll. Hist. Kring Baerne)



’s Middags sluiten wij het kelderraam af met zandzakken. Verder nieuws is er niet, ook geen oorlogsnieuws, ook wordt het al donker, dus een goede reden om er voor vandaag mee op te houden.

Teding van Berkhoutstraat hoek Eemnesserweg met op de ene hoek het zwaar beschadigde huis van de fam. Scheppers, terwijl aan de overkant bij het huis van NSB burgemeester Van der Hoeven de vlag wordt gestreken.
(Coll. Hist. Kring Baerne)

Het kind:
Pas ver na de oorlog zou ik er achter komen waar de twee (!) Duitse soldaten vandaan kwamen. Naast het fotoatelier ’Maja’ van de heer Beneker, later de stoffenwinkel van Ralph Polak, Laanstraat 50 was een lange diepe steeg. Liep je die in dan kwam je achter het voormalige postkantoor in de Teding van Berkhoutstraat terecht. Hier bevond zich een opslagplaats van de Wehrmacht bewaakt door soldaten. Dit wordt bevestigd door de volgende passage uit het boek ’Politieman in oorlogstijd – Inspecteur Chris Dragt’ geschreven door zijn dochter Elly Dragt: ’Zo zijn voor een pand in de Laanstraat no. 50, waar zich Duitse goederen bevinden, alleen al negen personen nodig die in drie ploegen 24 uur wachtlopen’  

               
Het kind: de bevrijding 
Donderdag 10 mei 1945:

Blik in de Laanstraat vanuit de
kamer van de onderduiker
Foto: Stichting Groenegraf.nl
Vanuit onze kamer waar ik op de bank die voor het raam staat zit kijk ik  naar buiten de Spoorstraat in. Ik zie pratende en lachende mensen, maar ook ernstig kijkende met geweren en ook mannen met hun handen omhoog. ’Mamma, kijk, wat doen die mensen daar in de straat? Ik wil gaan kijken!’ 
Ik weet niet meer precies wat mijn moeder gezegd heeft, maar naar buiten ben ik zeker niet geweest. Het door mij waargenomen beeld is fotografisch vastgelegd.


Spoorstraat... mannen met geweren
Foto: Historische Kring Baerne
Het oude hek was getuige
Foto: Ed Vermeulen


De Spoorstraat met links het oude hek, anno 1880, en rechts de kwekerij van  Van Herwaarden. Bij het hek een groepje jongemannen: als ik me niet vergis herken ik ’oom Klaas’. Een N.S.B ’er of collaborateur wordt opgebracht, zoals dit ook gebeurde op andere plaatsen in Baarn.




     








                       
                           
 BS en politie brengen lid NSB op.  (Coll. Groenegraf.nl)


De onderduiker: de bevrijding
Donderdag 10 mei 1945
Op de dag dat de Duitsers vijf jaar geleden hun zegetocht in West Europa begonnen, wil ik mijn dagboek eindigen. Nu de afgelopen dagen waren werkelijk glorieus. Maandag kwamen de eerste Tommies binnen.

Warm onthaal voor de bevrijders van Baarn  (Coll. Groenegraf.nl) 

Ik kan me er op beroemen dat ik de eerste Tommy gesproken heb, die in Baarn is aangekomen. Het is een eigenaardige gewaarwording om niet meer benauwd voor de Gestapo, Grüne Polizei, Landwacht e.d. te zijn. Morgen verwachten we de eerste levensmiddelen van de geallieerden. Van het Rode Kruis hebben we twee maal een half brood en één maal 125 gram margarine gekregen. De orde wordt op het ogenblik gehandhaafd door de Tommies, politie en de Binnenlandse Strijdkrachten. Zonder me aan jaloezie schuldig te maken moet ik verklaren dat de laatste uit een wonderlijke verzameling bestaan, studenten die de loyaliteitsverklaring hebben getekend, zwarthandelaren, collaborateurs etc. Dit is niet alleen in Baarn het geval. Verder zitten er een heleboel lui in, die nooit illegaal werk gedaan hebben. Onder de werkelijke illegalen heerst hierover verbittering. 

Leden Baarnse BS  (Coll. Hist.Kring Baerne)

De bestraffing van landverraders is begonnen. De vrouwen die met moffen gegaan hebben worden in het openbaar kaal geschoren. 


Vergelding! Baarns heldendom (Coll. Hist.Kring Baerne) 

De mannen worden opgebracht en moeten dan met bijv. Volk en Vaderland lopen of met de handen in de nek en dergelijke pesterijen meer. Ik vind het nogal Duitse methoden, maar enfin ieder zijn meug, ze hebben in ieder geval hun verdiende straf, dat moeten we niet vergeten als we medelijden met ze hebben.
Wat de toekomst zal brengen is onbekend. Nogal Wiedes.

Geschreven Baarnse geschiedenis, vastgelegd voor later!
Foto: Ed Vermeulen

10 mei 1945: Vanaf deze dag pakte de onderduiker, Ibeling Ritzema alias ’oom Klaas’, de draad van zijn leven in vrijheid weer op en hoopte hij zijn droom, terug te gaan naar zijn geboorteland Nederlands Indië, waar te maken. De familie Ritzema verhuisde in juni 1945 naar de Nicolaas Beetslaan. De wegen van de onderduiker en het kind die twee jaar min of meer gelijk op liepen scheidden zich voorgoed. Alleen de naam ’oom Klaas’ bleef in zijn herinnering achter.
Ibeling Ritzema, overleed, tijdens een vakantiereis, op 6 september 1977 te Yogyakarta, Indonesië, het land waar hij op 11 augustus 1923 te Weltevreden (Batavia), geboren was. Zijn laatste rustplaats bevindt zich op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Baarnse Wijkamplaan.

Het verhaal ’Ooggetuige’ is de herschreven en uitgebreide versie van het verhaal ’De onderduiker en het kind’ (gepubliceerd in 2015). Mijn devies: vertel de verhalen over ’toen vroeger’ keer op keer en koester tegelijkertijd de geschreven bronnen!

Dank aan:
Familie Ritzema: voor toestemming het dagboek van hun vader te mogen  lezen en er uit te citeren.
Gerard de Jong: voor het ter beschikking stellen van foto’s m.b.t. Fauke Mobach.

Bron: 
Oorlogsdagboek van Ibeling Ritzema

Geraadpleegd: 
’Baarn in oorlogstijd’ door J.K. van Loon, uitgave 26 juni 1945
Politieman in oorlogstijd’ door Elly Dragt, uitgave november 2015
’Richard Barmé’ door Eddy de Roever, uitgave 1995

Bij het citeren uit het dagboek heb ik zoveel mogelijk de originele door Ibeling Ritzema gebruikte spelling gehandhaafd. Daardoor kan het zijn dat met name bij tijdsaanduidingen cijfers en letters door elkaar gebruikt worden: bijv. zes uur en 6 uur.

Ed Vermeulen (1942)












Dit verhaal verscheen op maandag 15 mei 2017 in de Baarnsche Courant  in de rubriek

  ’Vandaag is morgen alweer gisteren (bruggetjes naar vroeger)’

Deze rubriek is een samenwerking tussen de Historische Kring Baerne en Groenegraf.nl    

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op.
 Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

Geïnspireerd geraakt door onze oud Baarn-verhalen? 

Kom in actie en deel ook uw herinneringen op Groenegraf.nl.